Tony B schreef op 31 december 2022 11:43:
[...]
Hoofdstuk 6.3. Schadeloosstelling bij onteigening
Artikel 6:12
1.
De Staat der Nederlanden stelt uiterlijk vier weken na indiening van het verzoek tot vaststelling van de schadeloosstelling het bedrag van de door Onze Minister aangeboden schadeloosstelling bij wijze van voorschot betaalbaar.
2.
De dag en plaats van betaalbaarstelling worden schriftelijk meegedeeld aan de rechthebbenden op schadeloosstelling van wie het adres bekend is. De dag en plaats van betaalbaarstelling worden tevens aangekondigd in een landelijk verspreid dagblad, tenzij van alle rechthebbenden het adres bekend is.
3.
Zo lang en voor zover het in het eerste lid bedoelde bedrag niet is betaald, wordt het bedrag verhoogd met rente, gelijk aan de wettelijke rente, vanaf de dag van onteigening tot aan de dag van betaling.
4.
Indien een hoger bedrag aan schadeloosstelling is vastgesteld dan bij wijze van voorschot is betaald, stelt de Staat het meerdere uiterlijk vier weken nadat de beschikking tot vaststelling van de schadeloosstelling in kracht van gewijsde is gegaan, betaalbaar. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.5.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de betaalbaarstelling van de schadeloosstelling.
Als de HR over 4 weken de grieven van de Staat in cassatie niet laat slagen -zoals alom de verwachting is gezien het advies van A-G Niessen in deze zaak- krijgt het vonnis de kracht van gewijsde en treedt onmiddellijk lid4 van artikel 6.12 WFT in werking.
Puntje 5 kan nog een addertje opleveren maar voor zover mij bekend bestaat er geen dergelijke ministeriële regeling . Dat zou denk ik uit oogpunt van behoorlijke wetgeving inmiddels dan ook al lang hebben moeten plaatsvinden (ruim) voor 28 jan 2023.
Please correct me if I am wrong.