graham20 schreef op 19 januari 2023 12:34:
De praktijk zal zijn: jij komt in bezwaar als/omdat je inkomen over de jaren 2017 t/m 2022 lager was dan wat de (herziene) aanslag zegt. Jij berekent het werkelijke inkomen op de voor jou eenvoudigste manier, dwz op basis van eindvermogen minus beginvermogen (plus correcties), dwz inclusief ongerealiseerde winsten en verliezen. De inspecteur kan dan, als hij niets anders heeft te doen, vragen om het inkomen berekend op basis van gerealiseerde winsten en verliezen. Dan stuur je hem met jouw globale berekening daarvan de rekeningafschriften van 2001 tot heden zodat de inspecteur die berekening zelf kan controleren. Daar heeft hij geen zin in, omdat hij weet dat hij nog duizenden vergelijkbare bezwaren
individueel moet afhandelen en dat het bij een proportioneel tarief het weinig uitmaakt of winst of verlies in het ene jaar dan wel in het andere jaar in aanmerking moet worden genomen, nog afgezien van het feit dat jouw methode een betere toerekening aan de verschillende jaren bewerkstelligt. Bovendien, als je uitgaat van een historische kostprijs van een aandeel Shell gekocht in 2016 en verkocht in 2017 dan is de koersmutatie over 2016 al (forfaitair) in de heffing betrokken, en moet je dus voor de gerealiseerde winst in 2017 uitgaan van de marktwaarde aan het begin van het jaar. Kortom de inspecteur mag kiezen, maar gaat zich niet onnodig druk maken. Een extra incentive om op te schieten is dat een jaar uitstel de inspecteur rente kost. Resultaat is dat de bestuursrechter bij toewijzing van jouw beroep uit kan gaan van een inkomen waarover beide partijen het eens zijn en alleen over de principiële vraag hoeft te oordelen (wat na een nieuw arrest van de HR ook al niet meer nodig zal zijn).